Skip links

Heupprothese

Klachten die kunnen passen bij een versleten heup (‘heup artrose’) zijn:

• Liespijn

• Pijn in het bovenbeen of de knie

• Bilpijn

• Nachtpijn

• Startpijn

• Ochtendstijfheid

• Moeite om sokken en schoenen aan te trekken

• Beperkte loopafstand

Conservatief traject

Bij de diagnose ‘heup artrose’ kan altijd eerst worden gestart met een conservatief traject, dat wil zeggen dat niet-operatieve behandelingen in ieder geval enkele maanden worden geprobeerd. Te denken valt hierbij aan pijnstilling, fysiotherapie, afvallen en aanpassing van de belasting op de heup.

Operatief traject

Als het conservatieve traject de klachten niet voldoende vermindert, kan worden gedacht aan het operatief vervangen van het heupgewricht: het plaatsen van een nieuwe kop en een nieuwe kom, de zogeheten heupprothese.

Maar hoeveel klachten moet iemand hebben voordat je besluit over te gaan tot een heupprothese? Helaas is daar geen eenduidig antwoord op de geven. De voorwaarden die men vaak hanteert zijn:

1. Artrose op de röntgenfoto, graad 3 of 4 volgens de classificatie van Kellgren-Lawrence.

2. Nachtpijn

3. Pijn die niet goed te onderdrukken is met pijnstilling

4. Pijnvrije loopafstand van maximaal 500 meter

5. Moeite om sokken en schoenen aan te trekken

6. Niet teveel risicofactoren bij de patiënt zoals bijvoorbeeld Body Mass Index (BMI) boven de waarde 35, roken, COPD, hartfalen, diabetes.

Uiteraard zijn deze voorwaarden niet rigide en zullen ze worden besproken tijdens het consult.

De heupprothese

De prothese die wij gebruiken, de Accolade 2 steel met 32 mm keramische kop en Trident kom, is van de firma Stryker en heeft zich wereldwijd ruimschoots bewezen. De verwachte levensduur van deze prothese is zo’n 20-30 jaar. Deze titanium prothese is voorzien van een hydroxyapatiet laagje waardoor het vergroeit met het eigen bot. Het voordeel van de Accolade 2 steel is dat het een relatief korte steel is, waardoor bij een eventuele hersteloperatie voldoende bot over is om een nieuwe, langere steel te fixeren in het bot.

Alleen bij een matige botkwaliteit als gevolg van botontkalking (osteoporose) kan gekozen worden voor een ‘gecementeerde’ heupprothese, deze wordt dan vastgelijmd aan het bot.

De operatie – voorbereiding

Voordat u geopereerd wordt, vindt een pre-operatief onderzoek plaats door de anesthesist. U vult eerst online een uitgebreide vragenlijst in over uw gezondheid en medicatiegebruik. Daarna bespreekt u of u een spinale anesthesie ruggenprik wilt met een roesje (sedatie) of dat u een algehele narcose wenst. De eerste optie wordt in ruim 90% van de gevallen gekozen vanwege het snellere herstel de eerste uren na de operatie. Als u antistollingsmedicatie (‘bloedverdunners’) gebruikt, zal de anesthesist met u bepalen of u dat tijdelijk moet staken rond de operatie.

De operatie – op de holding

Op de dag van operatie wordt u opgenomen op de holding, de voorbereidingsruimte voordat u naar de operatiekamer gaat. Daar krijgt u een infuus en wordt gestart met antibiotica profylaxe om de kans op een wondinfectie te minimaliseren.

De operatie – op de operatiekamer

Eerst wordt een checklist afgenomen met het hele operatieteam (Time Out Procedure). U wordt aangesloten aan het anesthesie apparaat om al uw vitale functies te controleren tijdens de operatie. Daarna krijgt u een spinale anesthesie of algehele narcose. De anesthesist blijft hele de operatie aan het hoofdeinde zitten om u in de gaten te houden. De huid wordt gedesinfecteerd en het operatiegebied wordt afgedekt met steriele doeken. U krijgt dan ook Tranexaminezuur om de hoeveelheid bloedverlies tijdens de operatie te verlagen.

De operatie – de benadering

Het heupgewricht kan vanaf drie kanten worden benaderd: van de achterkant (posterolateraal), van de zijkant (lateraal) of van de voorkant (anterieur).

De anterieure benadering wordt ook wel Direct Anterior Approach (DAA) genoemd.

Deze benadering is voor ons nu de gouden standaard vanwege de volgende voordelen:

• gebruik van een natuurlijk spier-interval waardoor er geen spieren worden losgemaakt

• stabielere heup en dus minder luxatiekans (0,5% versus 3-4% bij de posterolaterale benadering)

• vlotter herstel

• rugligging waardoor de beenlengte beter te controleren is, minder kans op een beenlengteverschil postoperatief

• betere plaatsing van het kommetje door de rugligging, de patiënt ligt stabieler dan in zijligging

De nadelen van de DAA zijn:

• langere leercurve om met deze methode vertrouwd te raken

• tijdelijke uitval van een kleine huidzenuw in 1-2 % van de operaties (nervus femoralis cutaneus lateralis, dove plek bovenbeen)

De operatie – plaatsing prothesen

De eigen heupkop wordt verwijderd, daarna wordt het eigen kommetje eerst mooi rond gemaakt om vervolgens de prothese te plaatsen. Deze wordt geklemd in de eigen kom en groeit in 4-6 weken vast. Als volgende stap wordt het dijbeen geopend en met oplopende raspen bepalen we de juiste maat. Met de rasp en een tijdelijk kopje wordt de heup weer op zijn plaats gezet en getest op functie en stabiliteit. Nu wordt de rasp vervangen door een echte prothese met het definitieve kopje. Ook deze prothese groeit ook in 4-6 weken vast in het dijbeen. Vervolgens wordt de nieuwe heupkop in de nieuwe heupkom gezet en is er sprake van een nieuw gewricht. Vanwege DAA benadering hoeven er geen spieren te worden vastgemaakt en kan de wond in 2 lagen worden gesloten. De huid wordt met oplosbare hechtingen gesloten of er wordt gekozen voor een ZIP line hechtpleister.

De wond wordt afgedekt met een douchepleister. Het litteken is tussen de 10-15 cm groot. Aan het eind van de operatie wordt weer een checklist afgenomen met het hele team (Sign Out Procedure).

De operatie duurt zo’n 60 minuten en het bloedverlies is gemiddeld 250cc. Na de operatie wordt altijd een controle röntgenfoto gemaakt.

De operatie – op de uitslaapkamer/recovery

Na de operatie gaat u naar de uitslaapkamer en worden uw vitale functies een tijdje extra in de gaten gehouden, zoals bloeddruk, ademhaling, pijn, bloedverlies. Als u stabiel bent, mag u naar de afdeling.

Op de afdeling postoperatief

Als de spinale anesthesie of algehele narcose goed is uitgewerkt, mag u onder leiding van de fysiotherapeut direct 100% gaan belasten. Eerst met een rollator, later met 2 krukken. U leert heel snel hoe u zelfstandig naar de badkamer en toilet kunt lopen. De volgende dag leert u traplopen. Als de pijn onder controle is én de wond mooi droog is, mag u naar huis.

Thuis

De douchepleister mag u 10-14 dagen laten zitten, alleen bij doorlekken mag u deze vervangen. Met de fysiotherapie gaat u de belasting uitbreiden. Binnen in huis mag u snel met 1 kruk lopen, buiten pas na 2 weken met 1 kruk. Autorijden mag pas als u met 1 kruk vlot buiten kunt lopen, meestal na 3-4 weken. Pas na 6 weken mag u het been ver naar achter zwaaien en uw sporten weer rustig oppakken zoals golfen, zwemmen, dansen, tennissen en buiten fietsen.

Mogelijke complicaties na een heupprothese

• Tijdelijke dove plek bovenbeen, kans 1-2%

• Wondinfectie, kans 1,0 %

• Beenlengteverschil na de operatie >1 cm, kans 1,0%

• Luxatie van de heup (uit de kom schieten), kans 0,5%

• Trombose, kans <0,5%

Tijdelijk dove plek bovenbeen

De Nervus Femoralis Cutaneus Lateralis kan door tractie tijdens de operatie of door zwelling na de operatie licht beschadigd raken. Patienten hebben dan tijdelijk een dove plek op het bovenbeen ter grootte van zo’n 10-15 cm. In de meeste gevallen komt het gevoel binnen 4-6 maanden weer helemaal terug.

Wond infectie

U krijgt altijd antibiotica rondom de operatie, maar soms kunt u toch pech hebben dat de wond niet goed geneest en blijft lekken. Als de lekkage langer dan 2 weken aanhoudt, moet de operatiewond gespoeld worden op de operatiekamer. Dit om te voorkomen dat de bacterie op de prothese gaat zitten en moeilijk weg te krijgen is. Na de spoeloperatie (ook wel DAIR genoemd: Debridement, Antibiotics and Implant Retention) krijgt u minimaal 6 weken een antibioticum, eerst 1-2 weken via het infuus, daarna als tabletjes. In ruim 90% van de patiënten is hiermee de infectie bestreden.

Beenlengteverschil na de operatie >1 cm

Tijdens de operatie wordt de beenlengte bepaald in combinatie met de stabiliteit van de heup. Als de heup wat laxiteit vertoond, en daardoor gemakkelijker uit de kom kan schieten, kan het been iets worden verlengd. Tot 1 cm beenlengteverschil hoeft u geen zooltjes in de schoenen te doen, want meestal went u eraan. Het voordeel van de Direct Anterior Approach (DAA) is dat de spieren niet worden losgemaakt, de heup al stabieler is en daarmee het langer maken van het been vrijwel nooit nodig is.

Luxatie van de heup (uit de kom schieten)

De eerste 6 weken mag u met de DAA methode het been niet helemaal naar achteren zwaaien in combinatie met het naar buiten draaien van de voet (‘exorotatie’). Dit is omdat het kapsel aan de voorzijde van de heup is geopend en ongeveer 6 weken nodig heeft om helemaal te genezen. Omdat alle spieren mooi intact zijn gebleven is de kans op luxatie erg klein. Mocht het overhoopt toch gebeuren, dan kan de heup op de Eerste Hulp weer in de kom worden gezet. Daarna moet u het weer 6 weken rustig aan doen. Bij blijvende instabiliteit kan het kopje worden verlengd of een speciaal kommetje worden geplaatst (‘double mobility cup’), maar gelukkig komt dit weinig voor.

Tromboseprofylaxe

Om de kans op trombose kleiner te maken, krijgen patiënten 4 weken Heparine spuitjes mee die 1x per dag in buikvet of bovenbeen moeten worden gespoten. Deze handeling wordt u aangeleerd tijdens de ziekenhuisopname.